Terwijl de te verkopen spulletjes nog ingepakt op de karren van de Utrechtse Bazaar staan, komen de eerste collega-standhouders deze al inspecteren op mogelijke doorverkoopwaar. De spijlen van de veilingkar deren niet; de tweedehandsjes worden beloerd en beplukt, waarbij alles met een stekker de warmste belangstelling krijgt. Vooral voor een antieke naaimachine is veel interesse. Voor de genoemde prijs, dertig euro, echter niet. ‘Twintig’, biedt de standhouder aan de overkant, die ook naaimachines verkoopt. ‘Vijfentwintig’, wil de verkoopster. De standhouder verklaart haar grijnzend voor gek.

Een stelletje met een Bugaboo toont interesse in een stoelverhoger. Er wordt een prijs overeengekomen, wisselgeld gezocht, maar op het moment dat het tientje moet worden overhandigd verdwijnt dit met het wisselgeld terug in de portemonnee van de koper. ‘Ik krijg toch nog dat tientje van je?’ vraagt de verkoopster verbaasd. ‘Dat heb ik je net gegeven,’ klinkt het scherp terug. Als het stel de stand verlaat is de verkoopster zeven euro, een stoelverhoger en een illusie armer. Vanaf de overkant roept de naaimachinestandhouder: ‘Twintig.’ Hij vangt weer bot, maar blijft geduldig lachen.

Een hoogzwangere Afrikaanse heeft haar oog laten vallen op een kist positiekleding. Ze selecteert zo’n twintig stuks en verstaat de kunst van het hartelijke afdingen tot in zulke finesses dat ze nog geen tientje betaalt, en jij haar voor die prestatie bijna geld toe zou geven. Als ze weg is, deelt de naaimachinestandhouder zijn ongevraagde advies: ‘Die spullen moet je daar zetten; dan kunnen de mensen er veel beter bij. En voor een ontbijtje voor een knaak moet je trouwens daar zijn.’ Hij wijst naar de aanbevolen eettent, zet zijn prethoofd op en zegt: ‘Twintig?’

Een jongedame in een witte bomberjack met sneakerpumps, Amy Winehouse-eyeliner en lang, steil, zwart haar wijst naar een doos met boeken. ‘Hoeveel wil je voor die hele doos hebben?’, vraagt ze. Verbaasd maar blij verrast met de vraag van deze onvermoede boekenwurm, zeg je voorzichtig: ‘een tientje?’ Dat vindt het bombermeisje te duur. Er wordt gepingeld en met de wens de doos niet mee terug te hoeven nemen, daalt de prijs tot een genadeloze zes euro. Het meisje tovert een vers briefje van vijftig tevoorschijn, waarvan de zilverstrip verdacht knispert. Je zegt dat je het niet vertrouwt en geeft het briefje terug, waarop het meisje antwoordt ‘deze dan’ terwijl ze er snel een nieuw briefje van twintig bij pakt. Het tweede briefje voelt gek glad aan. Als je dat zegt, antwoordt het meisje: ‘Ok, is goed, ik zal wel ergens gaan wisselen’, en weg is ze. Pas dan realiseer je je dat een echte boekenwurm de ontdekking van vals geld in haar portemonnee schokkend zou hebben gevonden.

De standhouder van de overkant komt aanzetten met koffie. Hij zet de geruite bekertjes neer, haalt twintig euro uit zijn borstzak en geeft de naaimachineverkoopster breeduit lachend een hand met inhoud. Tegen zoveel charme is ze niet langer opgewassen. Ook op de Bazaar is het de aanhouder die wint.